Henk is geinterviewd naar aanleiding van het verschijnen van het boekje in Trouw van 2 februari 2004, pagina 10 van bijlage ‘de Verdieping, religie en filosofie’.
HENK FELTKAMP
Door Peter Henk Steenhuis
Wijsbegeerte gaat over de grote vragen van het bestaan, maar wat heb je eraan in het gewone leven? Over de bruikbaarheid van de filosofie.
‘Ik was 44, had een gezin, een voorspoedige wetenschappelijke carrière, een boerderij in de buurt van Amsterdam, ik had echt alles wat ik begeerde. En toch was ik diep ongelukkig. Ik ging depressief naar de psychiater, ik kwam er jubelend weer vandaan. Dat was de ommekeer. Vanaf dat moment ben ik anders tegen de wereld aan gaan kijken.
Die andere kijk op de werkelijkheid heeft nu geleid tot het boekje ‘De troost van de werkelijkheid’. Daarin probeer ik te laten zien dat wij niet echt in de werkelijkheid leven, maar in onze gedachten.
Oorspronkelijk leeft de mens, net als andere diersoorten, in een directe relatie met de werkelijkheid, vanuit het besef dat hij er deel van uitmaakt. Zijn denken is niet meer dan een geavanceerd stuk overlevingsgereedschap, vergelijkbaar met klauwen, tanden, spieren. Dat werd anders toen de mens begon in te zien dat hij ook in zijn denken kan wonen.
Denk nu niet dat ik me bekeerd heb tot een of andere modieuze, spirituele groepering, die het denken heeft afgeschaft en alleen nog met bomen probeert te praten. Ik heb het juist altijd heerlijk gevonden dat ik niet met bomen hoefde te praten.
Ik ben ervan overtuigd dat het denken ons van nut is, maar we maken op een verkeerde manier gebruik van onze gedachtewereld. Het valt de hamer niet aan te rekenen als er een deuk mee geslagen wordt in een auto.
In mijn filosofie staat de term ‘merken’ centraal. Die term staat diametraal tegenover het bewustzijn. Bewustzijn is weten wat je doet. Dat heeft geen nut. Een handeling moet niet de vervulling zijn van wat je bedacht hebt. Het verschil merk je wanneer je een ervaring ondergaat, en die als een bevrijding ervaart.
Onze bewuste manier van denken ontstaat zo rond het vijfde levensjaar. Als een kind van drie, vier jaar tekent, dan tekent het ook echt. Het is niet via het tekenen eigenlijk bezig met beoordeeld worden. Het kind treedt de werkelijkheid tegemoet, onbevangen, argeloos. Maar als het dan zijn tekening laat zien, wordt het beoordeeld: ‘Wat kun jij goed tekenen!’
Kinderen groeien op in een cultuur van vergelijken. Van concurrentie. En zo verandert de zin ‘Ik heb een lekker koekje’ rond het vijfde levensjaar in de zin: ‘Ik heb lekker een koekje.’ Het leert de geneugten, de spanning en opwinding kennen van de denkmogelijkheden, en gaat vervolgens enthousiast aan de slag met dit geschenk van de duivel.
Het wordt me vaak gevraagd hoe je deze ontwikkeling moet tegengaan. Met ‘moeten’ bereik je weinig. Wie iets moet, moet iets dat van tevoren bedacht is. Dus is met het moeten ook al het contact met de werkelijkheid verloren.
Met de hoop is het precies hetzelfde. Het echte is niet hoopbaar. De inhoud van het gehoopte is ook altijd een gedachte. Hoop is de essentie van wat het denken te bieden heeft. Er zit toekomst in, en ‘weten hoe men het hebben wil.’ Hoop zuigt onze beleving uit het Nu weg.
Maar het is ontzettend lastig de wijsheid van het moment te pakken te krijgen. Het idee ‘we gaan geduldig bouwen aan een mooiere toekomst’ is ons zeer dierbaar. Het is moeilijk te beschrijven hoe je kunt voorkomen dat je als mens een zak vol gedachtes wordt.
Wat al helpt, is inzien dat ons denken de werkelijkheid tot brandhout hakt. Toen ik dat inzag, kwam ik tot leven, mijn smaak in boeken veranderde, ik zag opeens waar schilderijen voor bedoeld waren.
Ik hield op een toeschouwersplaats in te nemen. Nu merk ik dat de werkelijkheid echt bestaat, de dingen echt zijn. Dat merk je niet constant. Je merkt het op momenten van genade. Virginia Woolf noemt het moments of being. En die heb ik afgelopen twintig jaar leren kennen.
De troost van de werkelijkheid. Gesprekken met Henk Feltkamp.
Op dit artikel berust copyright © 2004 Trouw
Rubriek: Nuttig denken
Persoon: Feltkamp, Henk